Ik nodig u uit om uw vragen te stellen en uw wensen te delen. Neem vrijblijvend contact met mij op:
Gerd van Helden
06-53235398
gerd@natuurtuin.nl
Zie ook:
Heester bloeien in voorjaar, zomer of najaar. Na bloei komt groei. Als u na de bloei snoeit, stimuleert u de groei extra. Zo kunt u de struik ‘motiveren’ om op een bepaalde manier te groeien.
Heeft u een oude heester? Snoei dan na de bloei de dikste takken weg, ongeveer op een derde; zo laag mogelijk bij de grond. Zorg ervoor dat de struik zich verjongt en zijn natuurlijke vorm houdt. We zien heel vaak dat mensen in de struik gaat knippen – buik- en borsthoogte – daardoor ontstaan van die rare uitgroeiende struiken zonder model en een kale onderkant.
Basisprincipes om een heester in een goede conditie te houden.
- voor dunne takken neemt u een snoeischaar. Voor de wat dikkere takken de takkenschaar en voor de allerdikste takken een snoeizaag
- gebruik scherp gereedschap. Er zijn handige slijpsteentjes in de handel, waardoor u niet de hele snoei- of takkenschaar uit elkaar moet halen om hem te kunnen slijpen. Bij zagen is het handiger om af en toe het blad te vervangen
- zorg voor gladde snoeiwonden
- laat geen ‘kapstokken’ zitten. Dat is het te lange stukje hout dat we vaak zien zitten boven een zijtak. Dat stukje gaat dood en is zo een voedingsbodem voor schimmels
- snoei niet te dicht langs de stam: Bij de meeste takken ziet u een soort ringetje dicht tegen de stam zitten. Daar zaagt of knipt vlak langs, schuin van de stam af.
Hoe meer licht er in het hart van de struik valt, hoe beter de blad-en bloemknoppen zich kunnen ontwikkelen. Dus knip gerust wat takken in het hart van de struik tot op de grond toe af. Er ontstaan dan vanaf de grond nieuwe scheuten. Knip niet meer dan 20% van de bladmassa van de struik af. Zo houdt u rust in de struik en loopt hij niet vol met ‘waterloten’. Onthoud ook dat het uw struik is en dat het niet handig is als takken de weg versperren. Knip overhangende of te ver uitstekende takken weg, vlak naast een goed ontwikkelde zijtak.
Bron: Wilde Weelde